Weerstand tegen mondverzorging

Hoe maak je mondzorg bespreekbaar en hoe ga je om met weerstand? Hoe motiveer je cliënten en teamgenoten?

Hierover gaf communicatiedeskundige en mondhygiëniste Ellen Zwart een workshop aan de wijkverpleegkundigen die De mond niet vergeten! implementeren. De deelnemers waren erg enthousiast. Samen met Ellen Zwart schreven we naar aanleiding van de workshop onderstaand artikel. Een waardevolle aanvulling op de praktische tips uit de film ‘Omgaan met weerstand’.

Ontstaan van weerstand

De mond ervaren mensen als nog méér privé dan de rest van het lichaam. Dat maakt hulp bij de mondverzorging zo kwetsbaar.

Daarnaast: ons dagelijks gedrag gaat voor 95% op de automatische piloot. Een nieuwe gewoonte aanleren betekent verandering en dat geeft per definitie onzekerheid en vaak ook weerstand.

Overtuigen werkt niet

Iemand overtuigen werkt niet. Sterker nog, vaak werkt het averechts. Overtuigen geeft namelijk snel het gevoel dat je gedrag wordt afgekeurd en dat jouw wil niet wordt gerespecteerd. Het is dus van belang dat iemand zelf – van binnenuit – wil dat mondverzorging er bij gaat horen, en dat hij/ zij het gevoel heeft dat op eigen wijze te kunnen doen.

Kun je dan niets doen om iemand anders tot goede mondverzorging aan te zetten? Gelukkig wel. Onderzoek heeft laten zien hoe gedragsverandering van nature verloopt bij mensen en hoe je hierbij kunt aansluiten. De methode ‘Motiverende gespreksvoering’ onderscheidt bij gedragsverandering vijf fasen en biedt de begeleider handvatten voor elke fase. Hieronder beschrijven we deze fasen in eigen woorden. Ze gelden zowel voor de cliënt als voor de thuiszorgmedewerker. Hierom gebruiken we de neutrale termen ‘iemand’ en ‘begeleider’.

Gedragsverandering verloopt via vijf fasen. Sluit aan bij de fase waarin iemand zit. Probeer dus niet bij iemand te poetsen (fase 4), als deze daar nog niet aan toe is (fase 1). Zodra de eerste kleine stap is gezet, is de positieve beweging in gang gezet.

Onbewust van het belang

Iemand weet nog niet hoe belangrijk een goede mondverzorging is; ziet geen probleem als er niet (goed) gepoetst wordt.

In deze fase is het belangrijk om neutrale informatie te geven over het belang van een gezonde mond, en de ander om reactie te vragen. Het accent ligt op het doel (gezonde mond) en niet op het middel (poetsen en bezoek aan tandarts of andere mondzorgverlener).

Bijvoorbeeld:

  • ‘Tegenwoordig weten we veel meer dan vroeger hoe belangrijk een gezonde mond is. Daar zou ik graag eens met u over spreken. Hoe vindt u dat?’
  • ‘Ik zie dat het poetsen u moeite kost. Hierdoor kunnen er gaatjes en ontstekingen komen. Wat vindt u daarvan?’
  • ‘Door ontstekingen kunnen tanden los komen te zitten.’
  • ‘Ontstekingen kunnen via de mond ook in de rest van uw lichaam terecht komen’

Dus: neutrale informatie wordt in kleine stukjes gegeven, in een echt gesprek, waarin de ander telkens om reactie gevraagd wordt. Geef tijd voor reactie, wees even stil, reageer niet te snel.

Het accent ligt op de mondgezondheid.

Gedragsverandering overwegen

Als iemand de informatie over het belang van een goede mondgezondheid heeft opgenomen en geaccepteerd, gaat hij overwegen om er iets aan te gaan doen. Voor- en nadelen worden onderzocht. Tegenstrijdige gedachten en gevoelens komen naar boven. ‘Ik wil het wel, maar … (ik kan het niet/ wil het niet/ zie er tegenop)’. Aan het eind neemt iemand een beslissing en bepaalt hij wat hij wil bereiken.

Voor de begeleider is het belangrijk om aan te sluiten bij de gedachten en gevoelens die iemand heeft. Zo help je iemand zelf een bewuste keuze te maken die voor hem/haar ook uitvoerbaar is.

Bijvoorbeeld:

  • ‘Ik zie dat u een gezonde mond belangrijk vindt, en tegelijkertijd op ziet tegen hulp bij het poetsen. Klopt dat?’
  • ‘Hoe zou het gemakkelijker voor u gemaakt kunnen worden?’
  • ‘U ziet nu weinig oplossingen; vindt u het goed als ik er later deze week op terug kom?’

Gedragsverandering voorbereiden

Als iemand heeft besloten dat hij de mondverzorging wil verbeteren, kan hij plannen gaan maken.

Voor de begeleider is het belangrijk goed aan te sluiten bij de behoeften, gewoontes en voorkeuren van de ander. Hoe beter je hierbij aansluit; hoe groter de kans op succes.

Bijvoorbeeld:

Als het gaat om hulp bij het poetsen:

  • Op welk moment heeft iemand de rust en energie voor hulp bij het poetsen?
  • Wat is een plezierige plek?
  • Welke bejegening vindt iemand fijn?

In de regel kan het poetsen niet direct volgens de regels van de kunst, en is het beter om het geleidelijk uit te bouwen. Eerst maar eens voorzichtig wennen aan hulp bij het poetsen, en als het goed gaat steeds meer aandacht voor technisch goed poetsen. Dat kun je ook afspreken: we gaan het geleidelijk uitbouwen.

Als het gaat om tandartsbezoek:

  • Voelt iemand zich op zijn gemak bij de eigen tandarts?
  • Is het fijn als er iemand mee gaat, wie zou dat kunnen?
  • Wat is een moment op de dag dat iemand er voldoende rust en energie voor heeft?

Gedragsverandering in gang zetten

Iemand is er klaar voor om de plannen uit te gaan voeren. Het is belangrijk dat de begeleider aller blijft op de gevoelens en gedachten van de ander, net als in fase 2 en 3.

Bijvoorbeeld:

  • ‘Ik zie dat u deze week al na een paar seconden wilt stoppen met poetsen. Vindt u het niet fijn?’
  • ‘Hoe zou het gemakkelijker voor u gemaakt kunnen worden?’

Blijf alert, forceer niet. Een positieve ervaring bouw je gemakkelijk uit. Een negatieve ervaring blijft lang hangen.

Behoud van de gedragsverandering of terugval in oud gedrag

Nu is het de kunst om het nieuwe gedrag vast te houden.

Een terugval is normaal in het veranderingsproces. Veranderen gaat met vallen en opstaan.

Om iemand hierbij te helpen, is het belangrijk om regelmatig het nieuwe gedrag van de ander te blijven benoemen en dat dit zo goed is. Dat versterkt het nieuwe gedrag en het zelfvertrouwen.

Bij terugval is het van belang om samen met de ander te onderzoeken hoe hij verder wil. In de begeleiding moet je soms voor een stukje weer beginnen bij eerdere fases, soms zelfs fase 1. Dat is niet erg.

Mensen met dementie

Motiverende gespreksvoering is ontwikkeld voor mensen die geestelijk gezond zijn. Bij mensen met dementie worden emoties belangrijker in het wel of niet kunnen ontvangen van hulp. Voor hen is het extra belangrijk dat de zorgverlener eerst goed contact maakt alvorens met zorg te beginnen en dat de zorgverlener goed aandacht besteedt aan de communicatie (zie hieronder)

De aanvaarding van de hulp kan per zorgverlener en per moment verschillen. Het ene moment voelt iemand zich oké, het andere moment is hij onrustig. Bij de één geeft iemand zich misschien makkelijker over dan bij de ander. Het is dan goed om in teamverband te achterhalen wat maakt dat het bij die ene zorgverlener goed gaat, en hoe anderen dat kunnen overnemen. Soms kan het ook goed zijn om advies te vragen bij mensen buiten het team.

Mensen met dementie kunnen ook nog dingen aan- en afleren. Ook bij meer gevorderde dementie. Lees hier over de methodes.

Zie hier een video over het lerend vermogen van mensen met dementie.

Contact

Iedere zorgverlener weet hoe belangrijk het is het: contact maken voordat je begint. Tegelijkertijd staat het in de drukte van de dag soms onder druk. Bij mondverzorging komt het er wel op aan, zeker zolang het nog geen gewoonte is. Kom je voor het tandenpoetsen; kijk eerst even waar de cliënt mee bezig was. Sluit daarbij aan. En als je even het gedrag of de houding van de cliënt overneemt (‘spiegelen’), dan creëert dat vertrouwen.

En verder: Bij het tandenpoetsen vindt de ene cliënt het fijn als je vóór hem/haar staat, en een andere cliënt heeft het liever dat je achter hem/haar staat, zodat je steun kunt bieden aan het hoofd. Onderzoek dus bij elke cliënt diens voorkeur. Bij cliënten met dementie heeft de positie vóór iemand de voorkeur, omdat contact maken eenvoudiger is en de cliënt de tandenborstel goed ziet aankomen

Non-verbaal en verbaal

Het succes van motiveren staat of valt met de kwaliteit van de communicatie. En hoeveel we ook met woorden zeggen; de echte kracht zit in de non-verbale communicatie: gezichtsuitdrukking, stem, lichaamshouding. Hiermee drukken we onze emoties uit en hierop reageert degene tot wie we ons richten het meest. Meer nog dan op onze woorden. Een vriendelijk, respectvol en uitnodigend gezicht met een even vriendelijke toon, kan meer doen dan 100 woorden. En dat geldt extra voor mensen met dementie.

Enkele praktische tips:

Waarom, daarom
Waarom-vragen hebben de neiging om een verdedigend antwoord uit te lokken. Bijvoorbeeld ’Waarom doe je dit?’ Als je vraagt ‘Wat maakt dat je dit doet?’ nodig je uit om na te denken. Woorden kunnen groot verschil maken!

Ja, maar
Bij “Ja, maar …” wordt alles ontkracht wat vóór het ‘maar’ gezegd is. Het voelt vaak als ‘Nee, want ..’ Heel anders klinkt het als je zegt ‘ Ja, en .. ‘ want dit geeft meer mogelijkheden.

Als je mensen een keuze geeft, gaan ze makkelijker met je mee. Dat scheelt bovendien tijd en energie. Dus “Wilt u eerst uw tanden poetsen? Of eerst de kleren aan?”
“Nee, dat doe ik zelf wel”.
Laat horen dat je hem/haar hebt gehoord en zoek daarna een opening. Bijvoorbeeld als volgt:

“U klinkt alsof u er geen zin in heeft; u wilt het graag zelf doen”
Dus eigenlijk zegt u “u heeft mijn hulp niet nodig?”
‘Kan ik het u wel gemakkelijker maken?’ Of: ‘‘Zal ik de tandenborstel dan even geven?’

Misschien bedenk je op het moment zelf niet altijd het goede antwoord of de juiste vraag, maar op weg naar huis wel. Noteer die vraag of het antwoord, want het komt in een andere situatie vast weer van pas. Van sommige zinnen zou je voor jezelf bijna een standaard kunnen maken

Zoek naar een opening. Neem daar tijd voor. Wees creatief en geduldig. Probeer eens wat anders. Laat het er niet bij zitten. De volgende keer zit jij of de cliënt er anders bij. Nieuwe ronde, nieuwe kansen!