Ervaringsverhaal: mondverzorging bij dementie

Dit is een terugkerende rubriek in de nieuwsbrief van De Mond Niet Vergeten!, waarin Maaike Veenvliet en Claar Wierink ouderen en hun naasten interviewen over de dagelijkse mondverzorging. Maaike is werkzaam voor het programma DMNV! en is van oorsprong verpleegkundige, Claar is tandarts-geriatrie.

Meneer Van der Wal is gepensioneerd, heeft nog veel verschillende bezigheden en is bovendien mantelzorger van zijn dementerende echtgenote. Dankzij zijn intensieve zorg en de ondersteuning van de thuiszorg kan mevrouw thuis blijven wonen. Meneer en mevrouw bezochten eerst SBT. Toen dat niet meer ging kwam tandarts-geriatrie Claar Wierink aan huis. Zij heeft de thuiszorg instructie gegeven in het verzorgen van de mond van mevrouw. Mede daardoor verloopt de dagelijkse mondverzorging nu goed.

U vertelt net dat u als één van de eerste patiënten een beugelbehandeling heeft ondergaan dus u bent eigenlijk van kinds af aan bewust opgevoed.

Meneer vertelt dat hij en zijn vrouw al van jongs af aan bewust zijn van het belang van een goede mondgezondheid. Als één van de eerste patiënten onderging meneer Van der Wal een beugelbehandeling. De tandarts woonde aan de overkant van de straat en zo ging hij met gemak ieder half jaar langs voor controle. Nu nog steeds zorgt hij voor een goede mondverzorging. Tot voor kort deed hij dat niet alleen voor zichzelf, maar ook voor zijn vrouw, omdat zij niet meer zelf haar tanden kan poetsen.

Uw vrouw werd door uw eigen tandarts verwezen naar SBT.

Net als voor meneer Van der Wal was ook voor zijn vrouw een goede mondgezondheid van belang. Meneer vertelt dat ze tot een jaar of vijf geleden nog steeds samen naar de tandarts gingen. Totdat ze tijdens haar laatste bezoek aan de tandarts niet meer in de stoel wilde zitten. De tandarts hielp haar die keer terwijl ze voor hem stond, dat was ongemakkelijk. De tandarts wist niet goed wat te doen. Mevrouw was onrustig en begreep niet meer goed wat er van haar werd verwacht. De tandarts zag geen mogelijkheden meer om haar in zijn praktijk te behandelen. Zo werd mevrouw Van der Wal door verwezen naar de STB.

Naarmate mijn vrouw steeds meer begon te dementeren, was het voor mij moeilijker om haar goed te helpen.

Hoe herkende u dat het tandenpoetsen niet meer zo goed ging?

Claar: en op het moment van verwijzing, hoe ging het tandenpoetsen op dat moment? Ik heb het nog wel teruggelezen. U vertelde over het 2x per dag elektrisch poetsen, maar dat het 1 van de 3 keer niet lukte.

Meneer Van der Wal vertelt dat hij de tanden van zijn vrouw twee keer per dag met de elektrische tandenborstel poetste. Hij bevestigt wat Claar heeft gelezen in de rapportage uit die tijd, namelijk dat het twee van de drie keer lukte om te poetsen. Hij legt uit: het is tot een jaar of zes geleden wel goed gegaan, dat ze zichzelf nog kon verzorgen. Kort daarna kwam er een omslag op vele punten.

Hij zegt: “Naarmate mijn vrouw steeds meer begon te dementeren, was het voor mij moeilijker om haar goed te helpen. Als veel niet goed gaat, dan gaat de mondverzorging dus ook niet goed. Geleidelijk aan nam ik de gehele verzorging van haar over: wassen, aankleden, naar het toilet gaan, eten, drinken en alles wat erbij komt kijken. Je hebt inmiddels 55 jaar geschiedenis, waardoor je elkaar door en door kent. Ik heb haar tot begin vorig jaar zelf voorzien van alles wat nodig is.”

Het heeft even geduurd voordat de zorg aan huis goed was geregeld.

Na een ingrijpende gebeurtenis, een val waardoor mevrouw haar heup brak, heeft hij de zorg overgedragen aan zorgverleners. Vanaf dat moment is de verzorging door de thuiszorg overgenomen. Het heeft even geduurd voordat de zorg aan huis goed was geregeld. Uiteindelijk is met een PGB-indicatie de zorg goed geregeld en komen drie vaste thuiszorgmedewerkers. Zij organiseren de dagelijkse verzorging, waaronder het poetsen van de tanden. Onderling stemmen ze goed af en samen met meneer Van der Wal bespreken ze de zorgverlening.

Ziet u verschil in affiniteit met mondzorg tussen de 3 verschillende medewerkers of pakten ze het allemaal wel gelijk op?

“Het fijne aan de thuiszorgmedewerkers is dat ze tijd besteden aan mijn vrouw en niet volgens een tijdschema van de zorginstelling werken. Iedere medewerker heeft zo weer zijn of haar kwaliteiten en de punten waar ze opletten.” Meneer vertelt dat de activiteiten zijn verdeeld, de een besteedt aandacht aan de haarverzorging en de ander aan de mondverzorging, bijvoorbeeld het schoonmaken tussen de tanden met een raggertje. “Of de één nou langer of korter werkt dan de ander, een extra kwartier maakt niet uit. Daar ben ik heel flexibel in en ik kan me het ‘extra kwartiertje’ permitteren, daar zitten geen beperkingen in. Als ze in de ochtend komen dan drink ik ook altijd even een kopje koffie..” Hij benadrukt dat rustig de tijd nemen om mevrouw te verzorgen een belangrijke factor is: tijd en instelling.

Claar heeft kort met een van de thuiszorgmedewerkers gesproken, hij gaf aan dat het poetsen vooral goed gaat, omdat mevrouw het elektrisch tandpoetsen als ‘gewoon’ ervaart. Dat is een enorme opsteker.

De drie stuiten op een ander onderwerp. Die zorgverleners kwamen binnen en moesten dat handelen overnemen, merkte u aarzeling bij hen?

Meneer Van der Wal let er niet op of de mondverzorging door de thuiszorgmedewerkers dagelijks wordt uitgevoerd: “Als er thuiszorg komt ga ik er niet naast staan om te kijken wat ze wel en wat ze niet doen. En ik controleer toevallig misschien iets maar ik ga niet voelen of de tandenborstel nat is, misschien hebben ze überhaupt niet gepoetst. Dus dat is lastig om te verifiëren.”

Claar en Maaike attenderen meneer Van der Wal op het ‘Zorgplan.

Meneer bladert het boek/ zorgdossier door en benoemt enkele zorgdoelen. Hij zegt: “Een van de thuiszorgmedewerkers heeft een lijstje gemaakt en daar staat tandenpoetsen boven aan. Dat is dus de instructie.”

Ervaart u een taboe op het onderwerp mondzorg? Bij wie? Hebt u daarin zelf ook een verandering ondergaan?

Volgens meneer Van der Wal is het generatie afhankelijk of er een taboe heerst en heeft het met name met intimiteit te maken. Hij denkt dat er vooral bij zijn generatie en daarboven nog wel een taboe op de mondverzorging zal liggen. “Ik zeg altijd dit huis was een huis met naaktlopers met mijn kinderen en bij wijze van spreken nog. Maar mijn vrouw heeft haar vader nooit naakt gezien. De eerste keer dat ik mijn vrouw moest verschonen vond ik dat niet prettig maar ik had er op zich geen probleem mee, het moest gebeuren, klaar. En als je haar verschoont dan vind ik tandenpoetsen een stuk eenvoudiger.”

Als je niet zorgt voor een gezonde mond dan zijn de consequenties; infecties, ontstekingen, etc.

Wat denkt u dat er nodig is om mensen meer bewust te maken van het belang van die gezonde mond bij kwetsbare ouderen.

“Ik denk dat je met name moet wijzen op de consequenties van geen gezonde mond, dus je moet terugredeneren. Als je niet zorgt voor een gezonde mond dan zijn de consequenties; infecties, ontstekingen, etc. En dat zijn vermoedelijk ‘bijwerkingen’ die verstrekkender zijn dan de meeste bijwerkingen van de meeste medicijnen.” Op de vraag: Denkt u dat de gemiddelde oudere zich dat niet realiseert? – antwoordt hij met enige voorzichtigheid: “Ik vind mijn generatie niet oud, dus voor mij is oud 85/90. En dan zeg ik die realiseren zich dat niet. Mijn generatie zou zich dat moeten realiseren.”

Vervolgens vertelt hij dat de focus in de mondzorgpraktijk van groot belang is. Volgens meneer Van der Wal ligt het er erg aan of de praktijk gefocust is op preventie. “Tegenwoordig ligt het accent in de tandartspraktijk op mondhygiëne. Afhankelijk van hoe goed ik poets moet ik twee tot drie keer paar jaar naar de mondhygiënist en ik zie één keer per jaar de tandarts.” De mondhygiëniste benadrukte het zorgvuldig poetsen met de elektrische tandenborstel. Dat zette hem tot denken aan. “Zelf kwam ik er later achter dat het toerental van mijn elektrische tandenborstel niet meer goed was.”

Wat meneer Van der Wal betreft is het benoemen wat er kan gebeuren bij een slechte mondgezondheid echt belangrijk: “Een klein beetje helpt niet!”. Het idee om dat vooral ook praktisch te maken aan de hand van voorbeelden als ondervoeding, het krijgen van een delirium met alle gevolgen van dien, spreekt hem aan.

Je zou bij wijze van spreken misschien moeten zeggen dat dagelijks tandenpoetsen belangrijker is dan een keer extra douchen!

En hij denkt dat die bewustwording ook bij de zorgverleners nodig is: “Het moet allemaal in 10 minuten, dus als je achterloopt dan doe je het hoogstnoodzakelijke en meer niet en dan zal mondzorg het kind van de rekening zijn schat ik zo in. Dus de thuiszorgmedewerkster moet zich ook bewust zijn dat mondpreventie net zo belangrijk is als wondpreventie. Want die wondpreventie dat doen ze wel want dat zie je ook.” En ook zijn volgende uitspraak snijdt hout: “Je zou bij wijze van spreken misschien moeten zeggen dat dagelijks tandenpoetsen belangrijker is dan een keer extra douchen!”

Met zijn drieën herhalen ze de inzichten, die ook voor anderen belangrijk zijn:

Ouderen moeten zich bewust zijn dat mondgezondheid het leven aangenaam maakt, zeker als er ongemakken zijn die van invloed zijn op de algehele gezondheid. En daar kun je zelf invloed op uit oefenen!

Elektrisch poetsen: DOEN! Het maakt de mond gemakkelijker schoon, ook als je hulp bij het tandenpoetsen nodig hebt

Zo merkt Claar op: toch weer een boodschap aan de tandartsen die de vitale ouderen in de stoel zien, blijf toch die elektrische borstel adviseren. Waarop Maaike inhaakt: het is een nieuwe gewoonte aanleren: elektrisch poetsen, voordat het te laat is!

Het projectteam van DMNV!Claar Wierink is tandarts-geriatrie MondVitaal en SBT, en ambassadeur van DMNV!’Maaike Veenvliet van het projectteam van DMNV! en is werkzaam bij CC zorgadviseurs.